[Omher]
OMHER, een voorzetsel bij werkwoorden geplaatst, dienende ter versterking van het enkele voorzetsel om, als: omhertrekken, omherzwaaijen, beide bij Hooft; omherzien, bij Vond. Dit voorzetsel is altijd scheidbaar: ik trok omher, ik heb omhergetrokken. Zoo zegt Oudaan: daar uw naam, omhergevoert op vlerken van de faam.