Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 346]
| |
om en doen: ik deed om, heb omgedaan. Los omwinden: doe er een doekje om. Een wijd kleed omhangen: deden sij hem eenen purperen mantel om. Bybelv. Zie aandoen. |
|