of men van Herkules verziert, dat deugt en wellust hem tot ongelijke wegen noodigden, nochtans enz. Vond. Het staat, voords, na een, of na meer woorden: mijdende nochtans alle onzuiverheit. Nyloe Waar van vrouwmensch nochtans uitgezondert is. Nyloe. Niet lichtelijk nochtans enz. Hooft. De spelling der Ouden nochtans, voor nogtans, heeft men nu inzoover verlaten, dat de g algemeen aangenomen is, in het eerste deel nog, als komende van het vorige woord nog. Men heeft, in onzen tijd, de schrijfwijs van nogthands zien invoeren; doch deze wordt met regt verworpen, dewijl de h en d hier, eigenlijk, niet te pas komen, zijnde tans niets anders, dan een uitgang, waarvoor de Ouden tan schreven.