[Nobel]
NOBEL, onduitsch woord. Een voormalig stuk goudgeld in Engeland droeg dien naam, waarvan rozennobel. De naam is uit het middele. nobile, nobulus, noblus, welken naam men aan dat goudstuk gaf, toen het, in het jaar 1344, allereerst geslagen werd. Men heeft het, in andere landen, nagemaakt. Kil. schat het stuk op vijftig stuivers. Om haer schatkisten te vullen met croonen, nobelen, ducaten en gouwen vliesen. J.B. Houw. Die sal gheven der heiligher kercken enen halven engelschen nobel. Keur. d. St. Hoorn.