[Nes]
NES, z.n., vr., der, of van de nes; meerv. nessen. Meyer verklaart dit oude woord door waterleegte, zijp. Pieterson heeft het manl. geslacht; hieraan twijfelt A. Klult. Van hier nesch, nat, dun: een nesch eij. Kil. - Neschheid, nesschigheid. Alles verouderd; uit de bron van nat. Voor nesch is ook nisch in gebruik geweest: breeckt dan gheen nisch eij, of maeckt, dat uw brood te voren ghereedt is. De Brune. Breng eijers vers en nis. Cats.