[Narekenen]
NAREKENEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. na en rekenen: ik rekende na, heb nagerekend. Dat door iemand gerekend is, nogmaals rekenen, om te zien, of hij goed gerekend hebbe. Ook iemands uitgaven of onkosten berekenen. Van hier narekening.