Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Naneef] NANEEF, z.n., m., des naneefs, of van den naneef; meerv. naneven. Een kleinzoon. Men gebruikt het ook voor eenen laten nakomeling: de groote Naneef van David. Van na en neef. Vorige Volgende