[Nageslacht]
NAGESLACHT, z.n., o., des nageslachts, of van het nageslacht; meerv. nageslachten. Een geslacht van menschen, dat, in volgende jaren of eeuwen, geboren wordt: door al de nageslachten. Psalmb. van E. Voet. Aan het nageslacht der Joden. Frantzen. Van na en geslacht.