Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 199] [p. 199] [Nagepeins] NAGEPEINS, (nagepeis) z.n., o., van het nagepeins; zonder meer. Stille, diepe overweging van eene zaak, die reeds verrigt is; vermoeden, achterdocht: niet sonder nagepeijs. Cats. Vorige Volgende