Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Nageheugenis] NAGEHEUGENIS, z.n., vr., der, of van de nageheugenis; zonder meerv. Nagedachtenis: geen tijd kan mij ontwringen de nageheugenis der vaak genoten gunst. J. d' Outrein. Van na en geheugenis. Vorige Volgende