[Nagedachte]
NAGEDACHTE, z.n., vr., der, of van de nagedachte; meerv. nagedachten. Nadenking, overweging: onzen geest te vervullen met de ernstigste nagedachten. Frants. Mijn flaeuwe hoop verwart in droeve nagedachten. Poot. Zware nagedachten over iets krijgen. Ook nagedachtenis, aandenking aan iets van achteren: uwe nagedachtenis zal er des te sterker door groeien. Sels. Van na en gedachte - gedachtenis.