[Mut]
MUT, een woord, dat, bij Vond., voorkomt: het vruchtbaerste gewest zendt krijghsvolk uit als mut. De dichter verstaat er eene ontelbare meenigte door. Nog zegt men in de gemeenzame verkeering: daar is het hutje met het mutje, daar is alles. Misschien is het hetzelfde als mot. Zie dit woord.