[Morel]
MOREL, (moerel), z.n., vr., der, of van de morel; meerv. morellen. Eene groote bruine kers. Zamenst.: morellenbier, morellenboom enz. Bij Kil. marelle, amarelle, hoogd. morille, amarelle. Ten Kate brengt het woord tot eenen oorsprong met moerbei, wegens de donkere kleur.