[Mode]
MODE, z.n., vr., der, of van de mode; meerv. moden. Een onduitsch woord, dat, in de dagelijksche taal, reeds algemeen gebezigd wordt. Het beteekent, eigenlijk, eene wijs, uit het fr. mode, en dit van het lat. modus, ontleend. Men verstaat er door de ingevoerde levenswijs in het gezellige leven, de uitwendige zeden, gewoonten; in het bijzonder de veranderlijke manier van kleeding, die zich naar het voordoen van anderen voegt. De mode volgen. Er is weer eene nieuwe mode uit Frankrijk gekomen. Zamenstell.: modegek, modezot, enz.