Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 117]
| |
len: schoon 't menigh zal mistrouwen. Poot. De koning mistrouwde hem in alles. Deez' mistrouwende de zwakheit van de bezetting. Hooft. Bij Otfrid. missidruen, bij de zwab. Dichters missetrowen. Van hier mistrouwend, mistrouwig, mistrouwigheid. |
|