[Middelaar]
MIDDELAAR (middeler), z.n., m., des middelaars, of van den middelaar; meerv. middelaars. Van middelen. Iemand, die zich tusschen twee strijdende personen instelt, om hen tot vergelijk te brengen: ik koos mijnen broeder tot middelaar in ons verschil. Luidewijk sloeg hem voor tot middelaar der misverstanden in 't stuk van den Godsdienst. Hooft. In de Bybelv. en de godgeleerdheid heet Jezus Kristus, bij uitstek, de middelaar. Het vrouwel. is middelares. Zamenstell.: middelaarambt, middelaarschap.