[Melden]
MELDEN, bedr. w., gelijkvl. Ik meldde, heb gemeld. Het woord heet, eigenlijk, zich laten hooren, door eenig geraas te kennen geven, dat men er tegenwoordig is. In het bijzonder, iemands aankomst bekend maken. Men gebruikt dan veelal het zam. aanmelden: iemand aanmelden. Verbergt de verdrevene ende en meldet de omzwevenden niet. Bybelv. Narigt mededeelen, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk; waar het onz. gebruikt wordt: de nieuwspapieren melden daarvan niet. Openbaren, bekend maken, noemen: ik zal het u zeggen; maar meld mijnen naam niet. Hij meldde het stuk aan de overheid. Het meldt gansch volmaakt opperzaligheit. Vollenh. Gewag maken: ik zal er kortelijk iets van melden. De meer gemelde persoon. De boven gemelde zaak. Roemen, prijzen, verkondigen: Gods deugden melden. O zee, o aarde, o hemel, meldt den lof mijns Bruigoms! Poot. Het zam. vermelden is, dan, meest in gebruik. Van hier melder, melding. Zamenstell.: meldenswaardig.
Melden, Ker. meldon, angels. maeldan. Het is een