Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Mallote] MALLOTE, z.n., waarvan het meerv. buiten gebruik is. Zekere soort van steenklaver. Kil. heeft malloete. Het is verbasterd van mililote, in het lat. melilotus, fr. melilot, ital. meliloto. Zamenstell.: mallotezalf. Vorige Volgende