[Maart]
MAART, z.n., m., van Maart; zonder meerv. Uit het lat. Martius. De derde maand van het jaar, lentemaand: den derden (op den derden dag) van Maart. Bij de Romeinen, ten tijde van Romulus, werd Maart voor de eerste, en Februarij, nog later, voor de laatste maand des jaars gehouden. Eerst in den jare 1563, heeft koning Karel de agtste, in Frankrijk, gelast, in alle geschriften, den eersten Januarij als den eersten dag des jaars aantemerken. En sedert den jare 1576, is de maand Januarij ook bij ons voor de eerste maand des jaars gehouden. Bij de Angelsaksen werd de maand Maart rhedmonath genaamd, naar hunne Godin Rheda; en Karel de groote bestempelde deze maand met den naam van lenzinmanoth.