[Lucht]
LUCHT, bijv., n. en bijw., de trappen der vergrooting zijn buiten gebruik. Open, waardoor de lucht spelen kan: een lucht huis. Eene luchte plaats. Ligt, snel, vrolijk: als hij den luchten dans beleidt. Poot. Met eenen luchten zwier. Vond. Zou dit een looden geest geen luchten trek doen krijgen, enz. Poot.