Zonne, werp den volck' den minsten lonck niet toe. De Deck. Goddelijke lonken der zachtmoedigheid. Sels. Anderen gebruiken het vrouwel.: zij stelde er bij een lieven lach, en looze lonk. Hooft. Door eene lonk van haar gezigt. M.L. Tydw. Dit volgt Halma. Het manl. schijnt, echter, de voorkeur te verdienen. Verkleinw. lonkje. Het is, zeker, uit eene bron, met loensch. Zie dit woord.