[Logchem]
LOGCHEM, z.n., m., des logchems, of van den logchem; zonder meerv. Eene dompige vlam, eene vlam, die veel kwalm maakt. In Groningen hoort men dit woord. Kil. heeft lochene, loechene, flamma, flammula. Bij Ker. heet lauga vlam, bij Notk. loug, Ulphil. lauh, ijsl. log, gr. φλοξ. Zie loog.