[Linde]
LINDE, z.n., vr., der, of van de linde; meerv. linden. Een bekende boom: onder een groene linde. Vond. De namen der boomen zijn anders, doorgaans, mannelijk. Deze boom schijnt, om zijnen zachten uitgang, het vrouwel. geslacht te vereischen: evenwel zegt Vond. ergens: uit den lichten linde. Zamenst.: lindenblad, lindenbloeisel, lindenboom, lindenloof, lindenschors. Van hier het onverbuigbare linden: linden hout. Om de weekheid en zachtheid des houts schijnt het woord van het vorige lind aftestammen.