Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Lijspond] LIJSPOND, z., n., o., des lijsponds, of van het lijspond; meerv. lijsponden. Een gewigt van vijftien pond. Omdat het, in het oude duitsche regt, livesche pund geschreven wordt, gist Ihre, dat het zoo veel is als een lijstandsch pond. Vorige Volgende