[Lijden]
LIJDEN, onz. w., ongelijkvl. Ik leed, ben geleden. Gaan, voorbijgaan, een verouderd woord. Het zamengest. overlijden, weggaan, sterven, is daarvan afkomstig. Zie ook glijden. Van hier het oude lijd, lijde, een tred, een weg, en verlijden, verleden. Bij Hooft vindt men het nog, in den zin van wegsluipen, weggaan: scherpelijk acht te geeven op de geenen, die door 't