[Ligt]
LIGT, z.n., o., des ligts, of van het ligt; meerv. ligten. Het vlies, waarin het kalf in de baarmoeder gesloten was. Men noemt dit vlies dan vooral met dien naam, wanneer het kalf reeds geworpen is: het ligt hangt nog aan de koe.
De oorsprong is onzeker: of van liggen, dewijl de vrucht, in dat vlies, gelegen heeft; of men moeste het, uit eene bron, met het hoogd. leich afleiden, en dan licht spellen. Leich beteekent eene holle ruimte. - Of zoude men denken aan het hoogd. leichen, dat van het kuitschieten of eijerleggen der visschen gebruikt wordt?