Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 732]
| |
of van het lidteeken; meerv. lidteekens. Het achterblijvende teeken van eene wonde, die genezen is. Oul. werd het voor het enkele teeken gebezigd: eenich lidteecken van onser beyder doot. Florian. Ook voor gedenkteeken: Ende dit sal wesen als een litteken voer dinen oghen. Byb. 1477. Van hier het werkw. lidteekenen: het ligchaam door de onuitspreekelijkste angsten gelidtekend. Sels. |
|