Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 731]
| |
den, en waarmede men de omdragt doet. Om de ongebondenheid, daarmede gepaard, door zedenlooze menschen gepleegd, neemt men het woord van het mannegeslacht, met een meerv., voor eenen rinkelrooijer. Van hier het onz. w. lichtmissen, rinkelrooijen. |
|