[Legioen]
LEGIOEN, z.n., o., des legioens, of van het legioen; meerv. legioenen. Een ond. woord, uit het lat. legio, eene keurbende bij de Romeinen, die, eerst, uit drie duizend man, bestond, en, naderhand, tot zes duizend vermeerderd is. Twaelf legioenen engelen. Bybelv. Oneig., eene onbepaalde meenigte: die het legioen gehadt hadde. Bybelv.