[Lazuur]
LAZUUR, lazuursteen, (azuur) z.n., m., des lazuurs, of van den lazuur; meerv. lazuren. Een schoone hoogblaauwe steen, met goudkleurige stippen. In het lat. lazulus. Van de Arabieren, zegt Mart., wordt hij azul genaamd. Sommigen houden hem voor den leschem, anderen voor den saphir des Bijbels.