Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Laas] LAAS, tusschenwerpsel, voor helaas: doen ze zwack laes! den laetsten ademsnack, enz. De Decker. De Ouden schreven ook lacij. Vorige Volgende