[Kwispelstaarten]
KWISPELSTAARTEN, onz. w., gelijkvl. Ik kwispelstaartte, heb gekwispelstaart. Met den staart de beide zijden des ligchaams slaan, met den staart spelen, aan eenige beesten, en voornamelijk aan de honden eigen, tot bewijs van vriendschap: de hond kwispelstaartte, toen ik te huis kwam. Fig., vleijen.
Daar kwispel een staart is, zoo heeft in kwispelstaarten, eigenlijk, eene overtolligheid plaats, en kwispelen alleen drukt hetzelfde denkbeeld uit. Kil. heeft ook wispelstaarten, en Plantyn wipstaarten.