Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 656]
| |
ken: Basan en Carmel quelen: oock queelt de bloeme Libanons. Bybelv. Bezochte schaduwen en wandelwegen kwelen. H. Dullaert. Van menschen wordt het ook gezegd, eigenlijk: zijn lijf queeld en sterft. Van Mander. Oneig., bezwijken: ik kweel van liefde. De hoochste van het volck des lants quelen. Bybelv. Van hier kweling. Wat de afleiding van dit woord aangaat: er is geen twijfel aan, of de k is slechts een keelklank, voor het wortelwoord gevoegd. Dit wortelwoord is het oude welk, waarvan verwelken nog overig is, door sappeloosheid slap hangen. Door letterverzetting is het een met het lat. flacceo, flaccidus. |
|