[Kwarrel]
KWARREL, z.n., m., des kwarrels, of van den kwarrel; meerv. kwarrels. Een klein, ineengedrongen, bultig ding, inzonderheid onder de vruchten: onder die appelen, of peeren, zijn vele kwarrels. Van hier kwarrelachtig, kwarrelig. Met warren, warrelen, dwarrelen, uit eenen oorsprong.