[Kwab]
KWAB (kwabbe) z.n., vr., der, of van de kwab; meerv. kwabben. Eene lel, een klomp, die, door zijne inwendige vocht, of zijn inwendig vet, ligt bewogen wordt en trilt: daar zitten kwabben vet op de ribben. Hij heeft eene groote kwab aan de kin. De kwab van eenen os, de kossem. Dit woord komt, waarschijnelijk, van wibbelen, voorddurend w. van weven, dat is bewegen, zweven.