[Kusting]
KUSTING, z.n., vr., der, of van de kusting; zonder meerv. Een geregtigd aandeel aan een verkocht huis, of ander pand, waarvan men renten trekt: de helft der kooppenningen op kusting houden. Zamenstell.: kustingbrief: met potgelt, renten, kustingbrieven. Vond. Kil. verklaart kusting door eenen eed, van weduw, of weduwnaar gedaan, dat de goederen van de overledene wederhelft zuiver op de boedellijst aangeteekend zijn.