Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Kruizemunt] KRUIZEMUNT, z.n., vr., der, of van de kruizemunt; zonder meerv. Munte, lat. mentha, eene plant. Zij draegt haren naam, omdat haar blad kruis, dat is kroes, is; derhalve niet kruis en munt. Vorige Volgende