[Kruiwagen]
KRUIWAGEN, z.n., m., des kruiwagens, of van den kruiwagen; meerv. kruiwagens. Een bekend voertuig, zijnde een wagen met een wiel, die met de handen voordgestuuwd wordt. Oneigenl., veel vermogende voorspraak tot het verkrijgen van ambten, of andere voordeelen: hij heeft eenen goeden kruiwagen - hij zit op den kruiwagen. Kil. heeft krodewagen, van het oude kroden, nu kruijen.