[Kromstaart]
KROMSTAART, (kromsteert), z.n., m., des kromstaarts, of van den kromstaart; meerv. kromstaarten. Eigenlijk, iemand, die eenen krommen staart heeft. Bij Kil. is het ook nog eene soort van gemunt geld van zeer weinige waarde. Het woord is nog overig in het zameng. kromstaartsbier, dat, in Gron., kromsterbier wordt uitgesproken. Het is het slechtste bier, dat, oudtijds, eenen kromstaart, bij de kan, kostte. Het bier, dat daarop volgt en zes duiten geldt, noemt men, daarom, blanken bier. Misschien was een kromstaart een halve stuiver.