[Krijt]
KRIJT, (krijd) z.n., o., des krijts, of van het krijt; zonder meerv. Eene witte, kalkachtige, ligte aarde, tot schrijven vooral gebruikt wordende: met krijt iets aanschrijven. Zoo wit als krijt. Bij iemand in het krijt staan, iemand schuldig zijn. Andere aardstoffen voeren ook dien naam: rood - zwart krijt. Van hier krijtachtig. Zamenstell.: krijtberg, krijtgebergte. - Hoerenkrijt: met hoerenkrijt rekenen, iets hooger aanschrijven, dan verteerd is.
Kiliaan spelt krijd, krijdachtig, en het werkw. krijden, met krijt aanschrijven. In het hoogd. is het naamw. ook kreide, en het werkw. kreiden. Dan, naardien bij ons het werkw. allang verouderd is, en de uitspraak de zachte letter verhard heeft, is krijd geheel buiten gebruik geraakt.
Ondertusschen is het woord van het lat. creta afkomstig. Deze krijtaarde zoude, naar het zeggen van Isidor., van het eiland Kreta haren naam hebben. Adelung wil, dat dit eiland, integendeel, van deze krijtaarde benoemd zij, en dat deze stof van het schrijven