[Kreute]
KREUTE, z.n., vr., der, of van de kreute; meerv. kreuten. Een woord, dat zelden, en in de vertrouwelijke taal alleen, in sommige streken des Vaderlands, gebruikt wordt. Moeders zeggen wel aan kinderen, wanneer dezelve iets gedaan hebben, dat te berispen is: o! kleine kreute! Er is een hoogduitsch woord kröte, dat eene pad beteekent. Bij Kil. krodde. In het gemeene leven noemt de Duitscher een klein, boosachtig manneken, eine kröte. Misschien is het hetzelfde woord.