[Kral]
KRAL, meerv. krallen. Een hoogd. woord, dat bij onze, oorsprongelijk nederlandsche, Schrijvers niet gevonden wordt. In de nederd. overzetting van het werk van Scheuchzer komt het voor, in den zin van de klaauwen eens tijgers. Vondel gebruikt daarvoor kraauwels. Men heeft dat vreemde woord niet noodig; en te meer moet men daar tegen waken, omdat, door het onophoudelijk overzetten uit het hoogd, zoo vele basterdwoorden in onze rijke moedertaal worden ingedrongen.