[Knoeijen]
KNOEIJEN, (in sommige oorden des Vaderlands knooijen) bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik knoeide, heb geknoeid. Bedr., slordig arbeiden: hij heeft zijn werk geknoeid. Onz., hij doet niets, dan knoeijen. Van hier knoeijer, knoeijerij. Zamenstell.: knoeiwerk.