gen, bedwingen. Dat naar eene knie gelijkt: de knie op den boegspriet. Een kromhout, dat de deelen der schepen aan elkander houdt, draagt ook dien naam. Bógaert bezigt, in dien zin, het meervoudige knies: de balken hier en daar met knies versterkt. Zamenstell: knieband, kniebankje, kniehoog, kniebuiging, kniedicht, (knievers, dat men op de knie, en dus in haast, vervaardigde; zoo als de Rederijkers dikwerf deden),
kniegesp, knielap, knieschijf, kniestuk, knielap van een lijfwapen, en een schilderstuk, waarin het beeld tot aan de knien uitgeschilderd is, enz.
Knie, Ker. chneu, R. Maur. chniu, Otfrid. knio, hoogd. knie, neders. knee, deen. knä, angels. cneow, cneou, eng. knee, Ulphil. kniu, ijsl. hnie, knie, zw. knae, lat. genu, gr. ϰονυ, γονυ, γνυα, alban. giu, fr. genou, ital. ginocchio. Martinius meent, dat het, door verwisseling van lipletters, uit het hebr. כרע, krommen, afstamt. Het is onzeker.