ren aan den bek van honden, katten, muizen enz. heten ook knevels. Dat is een knevel, dat is een drollige, ook sterke, vent. Zamenstell.: knevelbaard, knevelijzer, om de knevels te zetten. Voords is knevel een band. Het hoogd. knebel is een korte kneppel, waarmede men de twijgbanden om de garven toetrekt. Van hier is het bedr. w. knevelen, de armen, met touwen, digt aan het lijf binden, gelijk men kwaaddoeners doet - in boeijen slaan: Dan zal de Landaart, wreed gekneveld in uw' wal. J. de Marr. Voords gebruikt men het voor plunderen, uitzuipen: het krijgsvolk knevelt den boer; ook voor zware, onbillijke lasten opleggen, het uiterste afpersen: hen knevelt, en de huid zoekt van het lijf te stroopen. J. de Marr. Van hier knevelaar, kneveler, knevelarij, knevelerij, kneveling. Zamenstell.:
knevelband.