[Klisteer]
KLISTEER, z.n., vr., der, of van de klisteer; meerv. klisteren. Darmspoeling. Een woord, in de dagelijksche taal alleen, voorkomende, met het werkw. klisteren. Eene klisteer zetten. Van het lat. clijster, uit het gr. ϰλυςηρ, van ϰλυζειν, wasschen.