Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 517]
| |
Eigenlijk, een klein en fijn geluid, klik, geven. Voords in het geheim klappen, anders verklikken. Van hier klikker, klikster. Zamenstell.: klikspaan. Ook wordt dit woord onzijd. gebezigd, in de beteekenis van genoeg zijn: o! honderd gulden klikken er niet aan. Zoo zegt men ook in het hoogd.: es klecken keine hundert Thaler. |
|