Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 516]
| |
Stukken en brokken van het geen men eet overlaten. Ook spugen, rogchelen, slijm uitwerpen. Het woord schijnt klanknabootsend te zijn. Van hier klieker, kliekster. Zamenst.: kliekpotje, kwispedoor, kliekschuld. |
|