[Klaveren]
KLAVEREN, onz. w., gelijkvl. Ik klaverde, heb geklaverd. Klauteren: men hoeft de katte niet te leeren klaveren. Brune. Tot dat een jong schipper, aan d'andre zijde boven geklavert. Hooft. De aanmerking van de Haes is op dit woord, dat het niet alleen klauteren, maar ook in de klaver weiden beteekent; en hij beroept zich op Vond. Ovid., 2 b. ℣ 1082. Zoover het het eerste aanduidt, stamt het van klaauw af.