[Klaver]
KLAVER, z.n., vr., der, of van de klaver; zonder meerv. Een bekend kruid, een goed voedsel voor paarden en vee. Breede klaver. Roode klaver, met roode, witte klaver, met witte bloemen. In versche klaver. Hoogvl. Van hier klaverig. Om haar klaauwvormig blad schijnt het, met klaauw en klieven, eenen oorsprong te hebben. Van hier klaveren, een teeken op kaarten: klaveren aas - klaveren koning. Zamenst.: klaverblad, klaverdoek, kanefas, klaverjassen, een kaartspel, en zich rollend in de klaver vermaken, klaverveld, klaverweide, klaverzode. - Steenklaver, enz.